poëzieblog

Anouk Smies

de drang om niemand af te maken

Het duurde even voor ik ertoe kwam iets te schrijven over de drang om iemand af te maken (2021) – de vierde dichtbundel van de Rotterdamse Anouk Smies. Geboren in 1975 ziet het eruit alsof ze alleen maar met goede gedichten het leven ingestapt is.

Anouk Smies debuteerde in 2013 met Citaten van een roofdier. Een bundel die direct in de smaak viel van de C. Buddingh’-prijs juryleden. In 2016 werd haar bundel Wie heeft een middelpunt nodig genomineerd voor de J.C. Bloemprijs. Haar vierde dichtbundel – de drang om niemand af te maken – is niet minder intrigerend.

De bundel opent met een aanhaling van Jean de Boisson, pseudoniem C. Buddingh’. “Men kan de mensen verdelen in twee grote groepen: zij die zich door hun gevoel laten bedriegen, en ze die zich door hun verstand laten misleiden.” Hoe houdt deze aanhaling verband met de inhoud? Achterop de bundel wordt uitgelegd dat Smies  voor de drang om niemand af te maken interviews had afgenomen met een oorlogsveteraan, medewerkers van het Huis van Klokkenluiders en met een sekteverlater.

In de afdeling oorlogsveteraan zijn de slachtoffers in de twee gedichten HET VOLLE GEWETEN (p.16) en DE VOLGZAAMHEID VAN GELUID (p.20) even op de achtergrond. Wat hen verbindt is een kogel. In HET VOLLE GEWETEN gaat het om gebrek aan menselijkheid. In strofe 1 wordt een verband gelegd tussen fatsoen en “een pijnloos pijlsnelle kogel”, een onderhandelde humaniteit. Wie wél menselijk is, is de mensenrechtenverdediger Denis Mukwege uit de Congo. In 2018 werd hij bekroond met de Nobelprijs voor Vrede vanwege zijn werk als gynaecoloog in oorlog geteisterde gebieden. Hij is een expert op het gebied van seksueel oorlogsgeweld in Afrika. Daartegenover verschuift strofe 4 naar: “In New York weet niemand / dat het geweten / leeft op wat het niet zag / maar wel heeft geroken”.

Deze zintuiglijkheid komt in DE VOLGZAAMHEID VAN GELUID terug. In dit gedicht is een expert van kogels aan het woord: een fluitende kogel is anders dan een ideale of perfecte kogel. Strofe 2: “De ideale kogel heeft / de neus van een artilleriegranaat”. Strofe 3: De perfecte kogel is stil / Hij sluipt afwezig oefeningen binnen waarbij militairen / elkaar achter zandophopingen / pang pang toeroepen”. Alsof ze aan het oorlogje spelen zijn. De “pang pang” maakt in de slotstrofe ruimte voor de schreeuw van een vogel. Met het vervangen van een enkele letter laat Smies de overlevenden weten dat ze nog leven. Ze kunnen “de volgzaamheid van geluid” danken. In meerdere gedichten koppelt Smies titels en slotregels zoals hier aan elkaar. Het wordt een herkenbaar stijlelement. En de overlevenden laten zich dus niet dus bedriegen door hun angstgevoelens, maar rekenen op hun gehoor.

ODE (p.23) in de afdeling klokkenluider is een ode aan de waarheid. Wat de waarheid voor een klokkenluider is wordt kort door de bocht met dertien voorbeelden benoemd. De waarheid van de klokkenluider is bijvoorbeeld de “Dealer van uitgesteld geluk” (strofe 2) en de “Naïeve slaaf / van openhartigheid” (strofe 4). De waarheidsomschrijving in de slotstrofe is ironisch: “De blinde accordeonist / de door uitbaters voor de HEMA wordt geplaatst / en zelf zijn geld niet kan tellen.” Ironisch, want hier gaat het om wat het verstand ziet en niet wat het hart voelt aan geluk en openhartigheid.

Het is aan de dichter om in de gelijknamige afdeling opluchting te brengen in een bedrieglijke wereld waar de drang om iemand af te maken overheerst. Ogenschijnlijk kiest de dichter niet tussen hart en verstand. Iets van Cees Buddingh’s lichtvoetigheid schemert ook door in het volgende gedicht. 

KERSEN (p.41)

in deze glasachtige tijd van ramen
stap ik offline een weiland in
om een archaïsch ritueel uit te voeren
Het heet dralen

Tijdens deze activiteit verspil je tijd
zonder er iets tasbaars uit te persen

En denk eraan
Ook als je naast een kersenboom staat die bloedgeil
mikt op je boerenverstand
Pluk geen kersen

Lees verder

@arina’s Copywrite
1 december 2022

Ingrid Jonker

Literaire Nalatenschap

Ingrid Jonkers literaire nalatenschap gaat niet terug naar Zuid-Afrika ondanks de testamentaire bepaling van Gerrit Komrij. De letterkundige Arie Pos en Charles Hofman, weduwnaar van Komrij, hebben onderzocht of Komrij’s laatste wens met betrekking tot Jonkers literaire collectie wel verstandig was. Nee dus. Met deze beslissing ben ik het niet oneens, maar het bericht Zuid-Afrika heeft geen interesse meer in Afrikaanstalige iconen (NRC Handelsblad, 28 juli 2022) roept enkele vragen bij mij op.  

Waarom kwam de nalatenschap van Jonker terecht in het National English Literary Museum (NELM) in Grahamstown en niet in het Nasionale Arikaanse Literêre Museum en Navorsingsentrum (NALN) in Bloemfontein? Was het vanwege Jonkers relatie met André Brink die destijds verbonden was aan de Rhodes Universiteit in deze stad? Waarom was de gehele collectie in bruikleen weggegeven aan Jonkers oudere zus Anna Jonker, die een biografie over Ingrid zou willen schrijven? Normaalweg houdt een archief zo’n collectie in veilige bewaring. Iedereen is welkom om in de ruimte van het desbetreffend instituut met de collectie te gaan werken. Dat criminaliteit in eigen familiekring mogelijk is rond het werk van een beroemde cultuuricoon verwondert mij niet. Dat Jonkers dochter Simone de verkoop door haar neef probeerde te stoppen en er ruzie ontstond, is een logisch vervolg.

Komrij heeft naar aanleiding van deze diefstal en ”uit vrees dat de documenten voorgoed verloren zouden gaan” al Jonkers werk opgekocht. Ik vindt dat een goede ingreep om verstrooiing van de volledige nalatenschap te voorkomen. Waarom ontstond toen die rel onder de Afrikaanstalige Zuid-Afrikanen met beschuldigen van “smokkelarij van nationaal erfgoed” aan het adres van Komrij? Werd dat niet uit het buitenland getolereerd, maar diefstal in het binnenland wel?

Nederlanders zijn mijns inziens bijzonder goed in het archiveren. Ze hebben een actief historisch bewustzijn en behandelen de geschiedenis met het nodig respect. Ook wanneer het om de geschiedenis van erfgoed uit een zustertaal gaat. Ik zal me daar als Zuid-Afrikaanse niet zoveel zorgen om maken. Jonkers nalatenschap is in goede handen in het Haagse Literatuurmuseum.

Lees verder

@arina’s Copywrite
18 augustus 2022

Racisme

Rijneveld reageert in nieuwste bundel op literaire ophef rond vertaling

Negen maanden na de commotie rond de 30-jarige Marieke Lucas Ryneveld werd de vertaling van The Hill We Climb door de Nederlands-Surinaamse Zaïre Krieger (1995) gepubliceerd. Aanvankelijk werd Rijneveld door Uitgeverij Meulenhoff gevraagd dit gedicht van de bloedjonge Amanda Gorman te vertalen. Met de hulp van een redacteur van deze uitgeverij en “sensitivityreaders” werd het een geloofwaardige spoken word tekst van Krieger. Sterker nog. Het werd een bundel die als Nederlandse tekst op 7 september 2021 door de oog van de naald is gekropen. Spoken word is in de eerste instantie en laatste instantie bedoeld om voorgedragen te worden. Rijneveld reageert In zijn (hij verkiest nu aangesproken te worden als Lucas) nieuwste dichtbundel op dit raciale incident. Komijnsplitsers stond weken lang op nummer een van de Top 10 beste boeken in de NRC Handelsblad.

Maaike LeNoble, algemeen directeur van Meulenhoff, erkende in de NRC van 9 juni 2021 dat uitgeverijen in Nederland “weinig oog voor spoken word” hebben; dat ze bij hun keus voor Rijneveld als vertaler “een blinde vlek hadden”. Mijns inziens reageerde Meulenhoff op druk van zowel de gedrukte als sociale media door voorstellen voor een andere vertaalster aan hun lezerspubliek te vragen. Vereisten? Vrouw, jong, talentvol en spoken word artist. Volgens Herbert Mouwen van Meander had Meulenhoff ook de keus bij hun eigen besluit te blijven, want de zwarte Afro-Amerikaanse Gorman ging persoonlijk akkoord met Rijneveld als vertaler. Gorman’s acceptatie werd genegeerd in plaats van gerespecteerd. Daartegenover twitterde Krieger daags na de bekendmaking van Rijneveld als vertaler: “Hoe salty op een level van 1 tot Dode Zee ga ik klinken als ik zeg dat tig vrouwelijke spoken word artiesten van kleur (Babs Gons, Lisette Ma Neza etc.) dit beter hadden kunnen doen?” Gorman, Rijneveld en Krieger rond één gedicht – deze drie Millennials zorgden voor opspraak. Een aantal activisten maakten zich schuldig aan literair racisme.

Lees verder

@arina’s Copywrite
7 maart 2022

Over Junior Stadsdichterschap

Vierde Junior Stadsdichter Tilburg verrast met bundel

Nederlands stadsdichterschap ontstond in 1993 met Emma Crebolder die destijds stadsdichter van Venlo werd. Acht jaar later slaat dit fenomeen echt aan met de verkiezing van de eerste Dichter des Vaderlands – Gerrit Komrij (2000-2004). Nu is in Tilburg sinds 2016 een junior afdeling van deze erefunctie ontstaan.

De eerste vijf Junior Stadsdichters van Tilburg werden Jim van Bergen, opgevolgd door Roselijn van Gulp (2017), Marije van Pamelen (2018), Wies Weijermars (2019) en Gina Goossen (2021).  Alle Junior Stadsdichters werden met schoolcompetities aangewezen uit de leeftijdsgroep 14 t/m 17 jarigen en bekleedden hun positie voor een tijdperk van een jaar. De gekozen Junior Stadsdichter heeft dezelfde functies als een volwassen Stadsdichter, die er twee jaar tijd voor heeft. De Junior Stadsdichter moet gedichten schrijven over belangrijke gebeurtenissen in die stad en over typische of verrassende Tilburgse onderwerpen. Hij of zij moet bij stadsevenementen optreden en het stadsleven becommentariëren vanuit de visie van jongeren.  

Opvallend is het Junior Stadsdichterschap van de 15-jarige Wies Weijermars twee jaar duurde. Dat kwam vanwege de coronapandemie. Weijermars sloot na een periode van isolement waarin publieke optredens onmogelijk waren haar Junior Stadsdichterschap op een uitzonderlijke wijze af. Bij het overhandiging van haar stokje presenteerde zij haar dichtbundeltje In bloei op 30 juni 2021.

In bloei bevat vijftien gedichten. Wiejermars’ winnende gedicht van twee jaar eerder laat zien dat ze enkele poëtische elementen goed beheerst. Mijn vriend is een doorlopende metafoor voor de stad Tilburg. Herhaling van het woord “vriend” komt ruimschoots voor aangevuld door enkele treffende contrasten bijvoorbeeld:

Mijn vriend heeft een boek vol met verhalen
verhalen over armoede en rijkdom
over oorlog en vrede

In Afgedreven (een van de laatste gedichten in de bundel) gebruikt Weijermars een concreet beeld. Een bootje van krantenpapier dient als metafoor voor haar dichterschap. In de gedichten Weerzin en Bovenbouwers gaat Weijermars een verrassend woordspel aan met “weerzin” en “weer zin” en “inzicht” – “in zicht”.

Meerdere gedichten beelden de nauwe relatie van Nederlanders met water uit. Stroming is een metafoor voor Wiejermans’ eigen ontwikkeling. In De stranddag wordt een dagje aan zee de drager van vrijheid, waar een breed perspectief uit spreekt:

Maar niet iedereen woont zo dicht bij het strand als ik
Niet iedereen weet wat een stranddag is
Niet iedereen tuurt over de zachte zee

Angst voor het water door het stijgende zeeniveau wordt goed beschreven in het volgende klimaatgedicht:

Haast

 We hebben haast
We moeten snel zijn
Geen tijd te verliezen
De klok tikt door
Een klimaattop
Zonder top
Geen top
Geen top meer op de ijsberg
Want het is zo heet
Zo heet onder mijn voeten dat ik moet rennen
Rennen naar een hoog gebied
Een gebied waar het water me niet kan raken
Het water gevuld met tonnen plastic
Plastiek gemaakt door ons
Wij
Mensen
De wortels van dit probleem
De oplossing
Wij zijn de oplossing
Wij jongeren
Wij ouderen
Wij iedereen
Stop met ontkennen
Want de waarheid
De waarheid kan je niet ontkennen
Maar je kan er niet omheen
Het is nog niet te laat
Maar de tijd dringt
De tijd wringt

 Dus sta op
Sta nu op
Een fout verandert pas in falen als we stoppen met proberen

 Het is nog niet te laat

De urgentie in deze woorden is niet mis te verstaan. De jeugd krijgt een enorme taak toegesneden. Weijermars neemt met dit gedicht de handschoen op. In bloei getuigd van ontluikende talent. Veel succes aan Weijermars. 

@arina’s Copywrite
16 augustus 2021

Racisme

Racistisch gedicht

 Een incident tijdens de wedstrijd FC Den Bosch en Excelsior Rotterdam op zondagavond 17 november 2019 heeft Noord-Brabant racistisch op de kaart gezet. Het is niet fijn voor zowel provincie als Den Bosch, maar valt ook niet te negeren. 

Heeft de Zwarte Piet-discussie het publiek inmiddels rijp gemaakt om discriminatie op basis van huidskleur sneller te identificeren? Of werd de massa op de tribune meegenomen door een racistisch groepje mannen dat zich te buiten ging aan discriminerende opmerkingen? Of waren het de tranen van Excelsior-voetballer Ahmad Mendes Moreira die aanleiding gaven tot algemene verontwaardiging?    

Moreira benoemde in een interview op de NOS zijn gevoel van machteloosheid tegenover de persoonlijke aanval. De Nederlandse publieke opinie sloeg om in zijn gunst. Vanwege mediadruk? Het duurde anderhalf jaar, maar in april 2021 kwam de hofuitspraak. “Geen vervolging racistische uitlatingen FC Den Bosch-Excelsior”.

In de poëzie wordt heel vaak gereageerd op wat zich in de samenleving voordoet. Zo heeft de Poolse Nobelprijswinnares Wisława Szymborska (1923 – 2012) een behoorlijk racistisch gedicht geschreven. Ella is haar hoofdpersoon. Ella ervaart machteloosheid in het kwadraat vergeleken met Moreira. Zij is geen topsporter of publiekslieveling.

Ella in de hemel

Ze bad tot God,
ze bad heel vurig,
of hij niet van haar
een blank, gelukkig meisje kon maken.
En mocht het te laat zijn voor zulke veranderingen,

kijk dan toch, o God, hoeveel ik weeg
en haal er op zijn minst de helft vanaf.
Maar de genadige God zei nee.
Hij legde alleen een hand op haar hart,
keek in haar keel, aaide over haar bol.
En is alles straks achter de rug’, voegde hij eraan toe,
‘doe me een plezier en kom dan bij mij,
mijn zwarte troost, mijn zingende homp’.  

uit: Hier (2013, Uitgeverij De Geus)
Vertaling Karol Lesman

Reality Check 

  • Aan huidskleur valt niet te doen.
  • Aan overgewicht valt iets te doen.
  • Een perspectief kan goed fout zijn.
  • Racisme is hardnekkig.
  • Geef de dichter ruimte voor ironie. 

@arina’s Copywrite
26 april 2021

Racisme

Vertaling werd spilpunt van racisme

 Komende uit een racistisch verleden zal ik mezelf een onrecht aandoen om het niét even te hebben over de ophef rond de Nederlandse vertaling van het gedicht The Hill we Climb van Amanda Gorman. Nederlands heeft een omvangrijke vertaalgeschiedenis en staat vaak voorop met vertalingen van internationaal erkende dichtbundels en romans uit een breed spectrum van talen. Nederlands herkent vertalen als een vak apart.

Er was dus niks mis mee dat de 29-jarige dichteres Marieke Lucas Ryneveld de aangewezen persoon kon zijn om de inmiddels 24-jarige Amerikaanse Gorman te vertalen. Gorman’s gedicht kwam in het spotlicht met de inauguratie van Joe Biden, Amerikaanse president sinds januari 2021. Rijneveld kwam op haar beurt een halfjaar eerder in het spotlicht door de International Booker Prize 2020 te winnen. Twee jonge vrouwen met internationaal aanzien opgesteld rond één gedicht. Wat liep er mis? Waarom ging deze vertaling niet door?

We mogen nooit beeldcultuur en sociale media onderschatten. De krantenfoto’s van de schoonheid van een zwarte Amerikaan vergeleken met het melkwitte uiterlijk van een Nederlandse waren opvallend. Voor wie niet leest, houdt deze dichter-vertalerrelatie niet stand. Kijken, kijken, kijken – niét lezen. Dit aangepast spreekwoord brengt je snel bij Instagram en Facebook waar het vooral gaat om visuele impact. Maar sluiten de stijlen van Rijneveld en Gorman aan op elkaar? Ik vergelijk de eerste strofe uit Gormans The Hill we Climb met ruim vier strofes uit het eerste gedicht Als het je overkomt in Rijnevelds debuutbundel Kalfsvlies.

The Hill we Climb

When day comes we ask ourselves,
where can we find light in this never-ending shade?
The loss we carry,
a sea we must wade
We braved the belly of the beast
We’ve learned that quiet isn’t always peace
And the norms and notions
of what just is
isn’t always just-ice
And yet the dawn is ours
before we knew it
Somehow we do it
Somehow we’ve weathered and witnessed
a nation that isn’t broken
but simply unfinished
We the successors of a country and a time
Where a skinny Black girl
descended from slaves and raised by a single mother
can dream of becoming president
only to find herself reciting this one

 Als het je overkomt

Hoe ga je naar bed als je net een schaap hebt overreden, trillend op de
bedrand je koude handen als rauwe sukadelappen op je ogen, haar hand

tot halve sinaasappel gevormd die zwaar op je knie drukt, heen en weer
beweegt om alles uit te persen wat je is overkomen maar vergeet niet de snelheid

van het praten, zonder pauzes blijft alles vacuüm, heeft verdriet weinig kans
ertussen te komen. Begin alsjeblieft over wijn denk je nog, over hoe kinderen

opgroeien en al die klaprozen roekeloos openspringen maar haar hoofd is al
tijden een autocue, je weet wat je moet zeggen om haar gerust te stellen:

mooi weer spelen heeft meer met regen te maken en het regent alsof we de zon
ooit bedacht hebben.

De inhoud van Gormans gedicht is inclusief (“we”) op het brede publiek gericht en niet moeilijk. Opvallend is de ritme dat zo belangrijk is bij spoken word. Daartegenover is Rijnevelds gedicht exclusief (“je” en “haar”), literair geschreven en veel moeilijker. Deze twee stromingen zijn onvergelijkbaar en sluiten qua inhoud niet aan op elkaar, insgelijks de stijlen. Na korte opspraak heeft Rijneveld haar vertaalopdracht teruggeven aan uitgeverij Meulenhoff.

Wat heeft het niet lezend publiek vereist? Geen goede vertaling. Wat speelde was de gedachte deze vertaling aan een zwarte man of vrouw te gunnen. Het is sympathiek, maar wél omgekeerde racisme. En toen viel het stil. Waarom?

@arina’s Copywrite
10 maart 2021

Eén jaar als poëzierecensent

Land van suiker en benzine (2018)
een sterke suikerlobby (2020)
Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet ziet (2020)
wonden en brutaliteit (2020)
Guillaume (2020)
Wereldgemiddelde (2020)
Kalfsvlies (2015)
Hogere Natuurkunde (2020)
Twee ton (2020)

Terugblik (februari 2020 – januari 2021)

Wat heb je nodig om dichtbundels te recenseren? In een jaar dat het coronavirus zich botvierde op oud en jong stonden de lezers niet op maar gingen zitten. Met dikke romans, want dat is de trend. Daar heeft iedereen plots de tijd voor. Toch is het verwonderlijk dat niet meer mensen beseffen dat poëziebundels relatief dunne boekjes zijn die evenveel leesplezier kunnen geven als die dikke pillen.  

Wat heb je nodig? Onafhankelijkheid, onbevangenheid en een bereidwilligheid je als eerste lezer over te geven aan de taaleigenaardigheden van de dichter. Onontbeerlijk is ook een literaire intuïtie om tussen goed en slecht te onderscheiden en natuurlijk literaire achtergrondkennis. De bedoeling is een nieuwe bundel toegankelijk te maken voor de lezers. Het is aan de recensent iets herkenbaars te vinden dat gekoppeld kan worden aan het collectieve geheugen van het leespubliek.

Ik startte als recensent in 2017. Destijds werd ik gevraagd een recensie te schrijven voor het Tydskrif vir Letterkunde, ’n tydskrif vir Afrika-letterkunde. Een bijzonder voorrecht. Ik recenseerde de Afrikaanstalige debuut van Hilda Smit die bome reusagtig soos ons was (2016).

Vanwege het wereldwijde en levensbedreigende Covid-19 virus kon ik me het afgelopen jaar lang niet verplaatsen. Daardoor realiseerde ik me één ding. Ik moet mijn literaire schaapjes liever dichterbij huis laten grazen voor de website Brabant Cultureel. Ik startte met het recenseren van Nederlandse dichtbundels in februari 2020. In een sterke suikerlobby vermengde Astrid Lampe haar woorden met fotocollages. Het bundeltje was een Poëzieweekgeschenk. Voorafgaande daaraan zou de combinatie architectuurgeoriënteerde kunst en poëzie zich ook aandoen in het Land van suiker en benzine (2018) van de dubbeltalent Arnoud Rigter. Een vermenging van muziek en poëzie kreeg op een briljante wijze gestalte met de CD wonden en brutaliteit van Tom America. Op deze CD voorziet America veertien gedichten van Delphine Lecompte van geluid.

Twee bundels die inhoudelijk tegenover elkaar staan zijn Guillaume van Kreek Daey Ouwens (ondanks vele witte pagina’s toch leesbaar) en Wereldgemiddelde van Harry van Doveren (tjokvol woorden, maar onleesbaar).

De recensies uit het pandemiejaar 2020 waar ik misschien het meest trots op ben zijn Hogere Natuurkunde van Ellen Deckwitz en de debuutbundel Kalfvlies (2015) in combinatie met de debuutroman De avond is ongemak (2018) van Marieke Lucas Rijneveld. Deckwitz won met een poëtische ode aan haar oma uit Indonesië de Nederlandse E. du Perronprijs. Rijneveld won enkele dagen na mijn recensie op 18 augustus als eerste Nederlander de International Booker Prize. Aanleiding voor deze recensie was dus de Booker Prijs 2020. Nodeloos te schrijven dat ik bijzonder trots was op zowel de recensie als de perfecte timing.  

De twee debuutbundels Ik schrijf, ik schrijf wat jij niet ziet van Karlijn Vlaardingerbroek en Kristel Peijnenborg en Twee Ton van Jolanda Kooijmans zorgden voor waar leesgenot. De eerste bundel was een echte zomerse ervaring die je vrolijk stemde en die ik graag met alle jonge vrouwen zou willen delen. Kooijmans’ debuut is veel ingewikkelder, maar ik durfde te schrijven dat zij “een schitterend nieuw dichttalent” is. Het resultaat van ervaring. Ik gebruik niet snel dat soort woorden.

  @arina’s Copywrite
15 januari 2021

Guillaume

tekenaar: Ineke van Doorn
animatiefilm: Frank van Doorn
still uit Guillaume (2020)

 Over het fenomeen Poëziefilm

Vanwege mijn deelname aan twee Poëziefilm Festivals in Duitsland samen met de Zuid-Afrikaanse animatiefilmer Diek Grobler schrijf ik graag hoe het gekomen is.

Pas in Nederland gearriveerd, begin 2007, maakte ik kennis met de hartroerende animatiefilm Father and Daughter van Michael Dudok de Wit. Het filmpje is bijzonder poëtisch, hoewel er geen poëzietekst bij betrokken is. In Father and Daughter speelde het poëtischevoorstellingvermogen van de tekenaar een centrale rol. Hij werkte niet samen met een dichter. Onlangs verscheen Guillaume van Kreek Daey Ouwens over haar gehandicapte broertje. Voor de dichtbundelpresentatie maakte kunstenares Ineke van Doorn en haar broer Frank van Doorn een gelijknamige film. De animatiefilm borduurt voort op haar zes schetsen in de bundel en op het buitenblad. Guillaume krijgt een nieuw leven op doek. De bundel wordt in zijn geheel naar een volgend niveau opgetild. Tegen een grijze achtergrond van wuivend gras zweeft Guillaume met zijn troetel eend en diens maatjes door de lucht, belandt met hen in een vijver en zinkt gelukzalig naar de bodem. Deze gebeurtenis en ook de eend is niet onderdeel van de dichtbundel. Van Doorn tekent niet alleen maar de inhoud van de dichtbundel. Nee. Ze voegt haar eigen interpretaties eraan toe door haar poëtische blik op Guillaume. De samenwerking tussen tekenaar, filmer en dichter is losjes gebaseerd op een algemeen gevoel dat die bundel uitstraalt.

De samenwerking tussen filmer en dichter is veel hechter waar het gaat om een animatiefilm van een
enkel gedicht. Wederzijds vertrouwen in elkaars vermogens en respect voor elkaars werk is
noodzakelijk om succesvol een interessante film tot stand te brengen. Zo’n samenwerkhouding
schept vrijheid, ook al wordt het soms getekend door lange stiltes. Het geeft de animatiekunstenaar
de ruimte om niet alleen na te tekenen wat er in het gedicht staat, maar ook te interpreteren. Dat
gebeurde met mijn gedicht Piaf als eerste beweging van Diek Groblers Parys suite. De mus in het
kootje aan het einde is niet onderdeel van Piaf, maar visueel heel sterk. Als dichter ervaar ik deze
scene als toegevoegde waarde aan mijn gedicht. Grobler gaat een stap verder en onderbouwt zijn
animaties ook met muziek. Parys suite is uit tweeduizend inschrijvingen geselecteerd voor het
Zebra Poetry Film Festival in Berlijn van 19 tot 22 november 2020.

Voor een andere maatschappelijk geëngageerde poëziefilm moesten we als startpunt onze eigen
ervaringen met zieken en overledenen aan Covid-19 in zowel Nederland als in Zuid-Afrika delen. Ook
met het gedicht Asem in neemt Grobler de inhoud met toegevoegd beeld, beweging en geluid naar
een volgend zintuigelijk niveau dat veel omvattender is dan de leeservaring van de individuele lezer.
De Engelse vertaling van Asem in is onder de titel Inhale ingeschreven voor het allereerst
Poetry Film Festival in Weimar, Thüringen van 22 oktober tot 12 november 2020.

@arina’s Copywrite
19 oktober 2020

sculpting shadows in the land

Strijdom vd Merwe
Neuchâtel, Switserland
(2019)

son

weer seuntjie klein
speel hy op die strand
in die droë sand

maak hy met oumanshande
verweer deur wind & weer
walletjies in rye wyd & syd

sit hy gekamoefleer
tjoepstil soos ’n sandakkedis
& wag dat die skadu’s skuif-skuif
sodat hy nog ’n stukkie tyd
met sy tong mag vang

lig hy beurtelings pote & hande
op van die skroeiende sand
blase gebrand maar uitgelyn

skep hy nuwe skadu’s wat stuif
in die wind duinakkedis leer
hy om lag-lag die son te vang

@arina’s Copywrite

opgeneem in ’n liber amicorum vir Bastiaan Bommeljé
oudredakteur van Hollands Maandblad (Mei 2019)
‘son’ vorm saam met ‘n sewetal ander gedigte die basis van ‘STILSPRAAK, Strijdom van der Merwe en Landkuns’